Rojhelat in verzet: de Koerden in Iran verdienen meer aandacht
Door Soelaf Sindi
De strijd voor Koerdische autonomie wordt meer dan ooit beïnvloed door de specifieke historische omstandigheden, grenzen en de huidige context die het Koerdische thuisland hebben verdeeld. Hoewel in Irak en Syrië een zekere mate van Koerdische autonomie is bereikt, zij het met verschillende kenmerken en voorwaarden, is dit in Turkije en Iran nog niet het geval. In Turkije hebben de Koerden weliswaar enige ruimte gevonden voor politieke betrokkenheid bij de staat, maar deze betrokkenheid wordt opnieuw steeds harder onderdrukt, terwijl de repressie de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen. De repressie van de Koerden in Oost-Koerdistan, oftewel Rojhelat, blijft echter zelfs voor de Koerden een onderbelicht onderwerp. Onderaan dit artikel zijn twee petities opgenomen die aandacht vragen voor de Koerden in Rojhelat.
Vervolging
De Koerdische vlag, het volkslied en zelfs de naam “Peshmerga” komen allemaal oorspronkelijk uit Oost-Koerdistan. In een manifest dat destijds werd ondertekend door de Koerdische leider Qazi Muhammed en 105 andere Koerdische leiders, werd aangegeven dat de Koerden niets meer wilden dan de humanitaire en constitutionele rechten die hen door Reza Shah en het Iraanse regime werden ontzegd. Nu, meer dan 70 jaar later, worden deze rechten van de Koerden in Rojhelat nog steeds geschonden in het huidige Iran. De stad Mahabad is van oudsher het centrum van Koerdisch nationalisme, en ook nu zijn er verschillende gevangenen uit dezelfde stad als Qazi Muhammed die onterecht gevangen zijn genomen door het Iraanse regime. In Iran worden de Koerden erkend als de eerste stem die zich uitspreekt tegen het onrechtvaardige regime, met alle gevolgen van dien.
Een recent voorbeeld: Maatschappelijk activiste en humanitair hulpverlener Pakhshan Azizi is tot executie veroordeeld en zit haar gevangenisstraf uit in een van de meest beruchte gevangenissen, de Evin-gevangenis in Teheran. Pakhshan is veroordeeld omdat zij tussen 2014 en 2022 betrokken was bij het bieden van humanitaire steun aan vrouwen en kinderen die ontheemd waren door aanvallen van de gewapende groep Islamitische Staat (IS) en verbleven in kampen in noordoost-Syrië en de Koerdisch Autonome Regio in Irak. Het vonnis van de rechtbank gaf als reden voor haar arrestatie aan dat zij in 2009 had gedemonstreerd tegen de executie van een Iraans-Koerdische man. Het vonnis vermeldt ook dat zij families steunde van degenen die onrechtmatig werden gedood tijdens de landelijke protesten in 2022. Sindsdien is Pakhshan herhaaldelijk gedwongen om bekentenissen af te leggen door middel van martelingen en blootstelling aan gender gerelateerd geweld. De aantijgingen zijn echter nooit onderzocht.
Pakhshan is niet de enige. In de afgelopen dagen alleen al zijn er minimaal acht Koerdische personen, waaronder een kind en een vrouw, gearresteerd door de veiligheidsdiensten van de Islamitische Republiek Iran in verschillende steden, waaronder Mahabad, Naghadeh, Kamyaran, Marivan, Sanandaj en Sardasht. Onder de arrestanten bevinden zich activisten zoals Zagros Rasouli en Parvin Advaei, evenals de 17-jarige Parsa Rostami. Verschillende arrestaties, waaronder die van Farzad Hamidi, Parsa Rostami en Parsa Rahimi, houden verband met de recente stakingen in protest tegen de doodvonnissen van Varisheh Moradi en Pakhshan Azizi. De arrestanten zijn vaak met geweld opgepakt tijdens huisinvallen of na dagvaardingen door de inlichtingendienst, en velen zijn overgebracht naar onbekende locaties zonder duidelijke informatie over de aanklachten of hun huidige toestand.
Ondertussen blijft de Koerdische opstand tegen de Iraanse regering voortduren, met een reeks aanvallen op veiligheidstroepen, terwijl de autoriteiten doorgaan met het hardhandig aanpakken van Koerdische oppositieleden. Amnesty International documenteerde al in 2016 dat tientallen Koerden zonder bevel zijn gearresteerd vanwege vermeende “affiliaties” met de Koerdische Democratische Partij van Iran en andere Koerdische oppositiegroepen, terwijl vele anderen gevangenisstraffen uitzitten, zonder enig bewijs. De Koerden uit Rojhelat lijken desondanks hun inspanningen onzichtbaar gehouden te worden voor de rest van de wereld, omdat Iran journalistieke vrijheid beperkt door strikte controle en het hinderen van journalisten, waardoor informatie over het land nauwelijks naar buiten komt. Dit leidt ertoe dat structurele problemen, zoals de onderdrukking van minderheden zoals de Koerden, vaak over het hoofd worden gezien door de media. Verder worden de Koerden in Iran geconfronteerd met ernstige schendingen van hun rechten; zelfs hun sociale media-activiteiten worden nauwlettend in de gaten gehouden en kunnen reden tot arrestatie vormen. Verder krijgt de Koerdische kwestie in Rojhelat weinig aandacht, omdat de voortdurende schendingen van mensenrechten vaak worden gezien als een “onveranderlijke situatie” door de wereldmedia, of omdat mediabedrijven beïnvloed worden door hun eigen politieke belangen. Meer aandacht voor de situatie van de Koerden is essentieel om deze onderdrukking zichtbaar te maken en internationale druk uit te oefenen voor verbetering van hun rechten.
De historische context
De nationale vlag van Koerdistan werd voor het eerst geïntroduceerd tijdens de Paris Peace Conference in 1920 door de oprichters van de Koerdische beweging genaamd Komela Tealiya Kurdistane (Vereniging voor de Vooruitgang van Koerdistan). Deze Koerdische beweging kwam voornamelijk uit Bakur en vormde inspiratie voor de Koerdische Xoybun beweging die zich iets later bleef inzetten voor de Koerdische kwestie, onder leiding van Celadet Bedirxan. Beide bewegingen hebben historisch gezien een essentiële rol gespeeld in het voortzetten van het Koerdisch nationalisme. Tijdens de Paris Peace Conference werd de onafhankelijkheid van de Koerden aangedragen en besproken als onderdeel van het Verdrag van Sèvres, dat in datzelfde jaar werd getekend tussen de geallieerden en het Ottomaanse Rijk. Vooral artikelen 62, 63 en 64 uit dit verdrag zouden een hele andere toekomst hebben gecreëerd voor de Koerden en Koerdistan. Dit verdrag werd echter later door Turkije van tafel geveegd en vervangen door een verdrag dat de Koerden verder onderdrukte. Hieronder volgt de vertaling van artikel 64 uit het Verdrag van Sèvres:
Ter verdere context, het boek genaamd ‘’Les Massacres des Kurdes en Turquie’’ (de bloedbaden van de Koerden in Turkije) dat is geschreven door de Franse onderzoeker Patrick de Saint-Exupéry bespreekt de gewelddadige campagnes, massamoorden en de onderdrukking van de Turkse overheid tegen de Koerdische bevolking en opstand die volgden in de tweede helft van de twintigste eeuw in Noord-Koerdistan (Bakur). De systematische onderdrukking van de Koerden kent een lange geschiedenis, dit geldt ook voor de Koerden uit Rojhelat.
De cruciale rol van Rojhelat
De Koerdisch-nationalistische droom van een volledig onafhankelijk Koerdistan kwam opnieuw tot leven in het Koerdische deel van Iran. In 1941 vielen Britse en Sovjettroepen Iran binnen, en onder Sovjetbescherming konden de Koerden in 1946 een autonome republiek oprichten genaamd Komara Kurdistan, oftewel: de Koerdische Republiek van Mahabad, met de Koerdische politicus Qazi Muhammed als president. Deze republiek omvatte vijf Koerdische steden: Kirmanshah, Sine, Tawres, Ilam en Wirme. Qazi Muhammed nodigde ook de Zuid-Koerdische militaire leider Mustafa Barzani uit om samen de republiek verder vorm te geven. Barzani had al in 1919 indruk gemaakt op de Koerden door zijn deelname aan een leger onder leiding van Mahmud Barzanji, dat vocht tegen de Britten. Hierdoor konden de Koerden gedurende twee jaar een andere semionafhankelijke staat oprichten in Zuid-Koerdistan, genaamd ‘’Keyaniya Kurdistane’’ (Het Koninkrijk Koerdistan). Mahmud Barzanji regeerde met een sterke hand, won het vertrouwen van zowel Zuid- als Oost-Koerdistan en werd uiteindelijk koning van dit kortstondige koninkrijk. Zijn invloed werd echter door de Britten tegengewerkt, en hij werd uiteindelijk gevangengenomen.
De nationale Koerdische vlag die door Qedri Cemilpasha (een lid van de Koerdische Xoybun beweging in Bakur) is ontworpen en die tijdens de Paris Peace Conference werd aangedragen, werd in 1946 door Qazi Muhammed en Mustafa Barzani aangenomen als de officiële vlag van de Koerdische Republiek in Iran. Ook de revolutionaire dichter Yunis Rauf, afkomstig uit de stad Koye in Zuid-Koerdistan, sloot zich aan bij het verzet van de Koerdische Republiek. Vanuit een Iraanse gevangenis schreef hij het officiële Koerdische volkslied, genaamd “Ey Reqib” (“O vijand”). Echter, slechts een jaar na de oprichting van de republiek trokken de Sovjets zich terug, waarna het Iraanse leger de stad Mahabad innam. Ondanks de verenigde inspanningen, werd Qazi Muhammed samen met zijn twee broers en zijn neef gearresteerd. Kort daarvoor was Barzani Iran ontvlucht en had hij een 53 dagen durende voettocht ondernomen naar de Sovjet-Unie om daar asiel aan te vragen. Dit keerpunt in de strijd voor Koerdische vrijheid staat bekend als de “Epiek van de (rivier) Aras”.Qazi Muhammed weigerde echter Iran te verlaten en zijn volk in de steek te laten, ondanks het advies van Barzani en de terugtrekking van de Sovjet-Unie. Op 31 maart 1947 werd Qazi Muhammed publiekelijk opgehangen door het Iraanse regime. Het regime wilde de lichamen van de president en zijn twee collega’s laten hangen als afschrikmiddel, maar dankzij publieke protesten uit Mahabad werd dit besluit herroepen. 78 jaar later en de gruwelijkheden uit die tijd blijven zich steeds opnieuw voordoen, Pakhshan Aziz en de Koerden uit Rojhelat verdienen een luidere stem. Onderteken hieronder de lopende petities die pleiten voor de onmiddellijke vrijlating van Pakhshan Aziz:
https://action.amnesty.org.au/act-now/iran-free-activist-pakhshan-azizi-sentenced-to-death
https://secure.avaaz.org/campaign/en/pakhshan_death_row_loc/