Internationale dag tegen chemische wapens
Op 30 november, de internationale dag tegen chemische wapens, staan we stil bij de verschrikkingen die deze wapens hebben veroorzaakt en roepen we op tot een wereld waarin ze voorgoed tot het verleden behoren. Voor het Koerdische volk is deze dag een bijzondere gelegenheid om hun pijn en verlies te delen met de rest van de wereld. Het gebruik van chemische wapens, zoals in Halabja in 1988, blijft een onvergeeflijke misdaad tegen de mensheid. Het is een dag van herdenking, maar ook een oproep tot rechtvaardigheid en een toekomst zonder chemische oorlogvoering.
De tragedie van Halabja, een symbool van onmenselijkheid
Halabja, een Koerdische stad, werd op 16 maart 1988 de plaats van een van de meest afschuwelijke chemische aanvallen in de moderne geschiedenis. Onder bevel van de Iraakse dictator Saddam Hoessein lieten vijfduizend mensen—mannen, vrouwen en kinderen—het leven in een wolk van mosterdgas en andere chemische stoffen. Het beeld van Omar Khawar, een vader die zijn pasgeboren baby in zijn armen hield terwijl hij levenloos op de grond lag, is uitgegroeid tot een symbool van deze gruweldaad.
In de tuin van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) in Den Haag staat een monument van Omar Khawar. Dit beeld herdenkt de slachtoffers van Halabja en symboliseert de strijd tegen het gebruik van chemische wapens.
Een donkere historie, chemische wapens in Koerdistan
Halabja was slechts een van de vele tragedies tijdens de Al-Anfal-campagne, waarin Saddam Hoessein chemische wapens op grote schaal inzette tegen de Koerden. Van Germiyan tot Badinan in Zuid-Koerdistan werden onschuldige burgers blootgesteld aan deze dodelijke wapens. Ook in Serdesht, in Oost-Koerdistan, werd in 1987 een chemische aanval uitgevoerd. Deze aanvallen hebben diepe littekens achtergelaten bij de Koerdische gemeenschap en dienen als een grimmige herinnering aan de verwoestende kracht van chemische wapens.
Zelfs in de moderne tijd blijven beschuldigingen van chemische oorlogsvoering bestaan. Turkije wordt ervan verdacht chemische wapens te hebben gebruikt tegen Koerdische militanten, zoals te zien was in beelden gepubliceerd door Reuters. Deze incidenten benadrukken dat de strijd tegen chemische wapens nog lang niet voorbij is.
Nederlandse betrokkenheid, een besmeurde geschiedenis
Nederland speelde een controversiële rol in het mogelijk maken van de chemische aanvallen door Saddam Hoessein. Verschillende Nederlandse bedrijven leverden grondstoffen die cruciaal waren voor de productie van deze wapens. Naast de bekende zakenman Frans van Anraat, die in 2005 werd veroordeeld tot vijftien jaar cel wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden, waren er ook andere bedrijven betrokken.
Een belangrijk bedrijf was Melchemie, gevestigd in Arnhem en geleid door Hans Melchers. Dit bedrijf leverde chemicaliën die door het Iraakse regime werden gebruikt voor de productie van gifgas. Ook KBS (Kemira B.V.) uit Terneuzen wordt genoemd in verband met de levering van chemische stoffen die konden worden gebruikt voor de productie van wapens. Deze bedrijven, samen met van Anraat, leverden materialen die Saddam Hoessein in staat stelden om de chemische aanvallen op Koerden en andere bevolkingsgroepen uit te voeren.
In 2008 werd een VN-rapport over Irak’s chemische wapenprogramma in de jaren ’80 openbaar. Eerder weigerden opeenvolgende Nederlandse ministers het document zelfs vertrouwelijk ter inzage aan Kamerleden te geven. Het rapport maakt duidelijk dat bedrijven als Melchemie Holland BV uit Arnhem, KBS uit Terneuzen en de al tot zeventien jaar celstraf veroordeelde zakenman Frans van Anraat rechtstreeks betrokken waren bij de levering van grondstoffen voor het chemische oorlogsvoeringsprogramma van Saddam Hoessein. Dit rapport is later openbaar gemaakt door de Campagne tegen Wapenhandel.
Daarnaast heeft de Nederlandse regering vragen te beantwoorden over haar rol. In 1983 bezocht Frits Bolkestein, toen staatssecretaris van Economische Zaken, Bagdad om handelsrelaties met Irak te bevorderen, ondanks eerdere meldingen van het gebruik van gifgas door Saddam Hoessein. Jaren later noemde Bolkestein zijn ontmoeting met Saddam een “lugubere bijeenkomst,” maar de vraag blijft waarom er destijds niet meer werd gedaan om het gebruik van chemische wapens te stoppen. Het blijft een belangrijk en onbeantwoord vraagstuk over de verantwoordelijkheid van zowel bedrijven als de overheid in deze tragische gebeurtenissen.
Een dag van herinnering en verantwoordelijkheid
De internationale dag tegen chemische wapens roept ons op om lessen te trekken uit het verleden. Het gebruik van chemische wapens is niet alleen een aanval op individuele slachtoffers, maar ook op de mensheid als geheel. Voor de Koerden is het essentieel dat tragedies zoals Halabja internationaal worden erkend als genocide, zodat de slachtoffers de rechtvaardigheid krijgen die ze verdienen.
Het ontbreken van een diepgaand onderzoek naar de rol van Nederlandse bedrijven en de overheid in de ondersteuning van Saddam Hoessein is een gemiste kans voor verantwoording. Politieke weerstand tegen dergelijke onderzoeken, uit angst voor schadeclaims en diplomatieke gevolgen, doet afbreuk aan de principes van rechtvaardigheid en transparantie.
Een wereld zonder chemische wapens
Het monument van Omar Khawar bij de OPCW is meer dan een herinnering; het is een symbool van hoop. Hoop dat de wereld kan leren van de tragedie van Halabja. Hoop dat de internationale gemeenschap zich zal blijven inzetten voor een wereld waarin chemische wapens voorgoed verboden zijn.
Op deze internationale dag tegen chemische wapens herdenken we de slachtoffers van Halabja en andere chemische aanvallen. Maar laten we ook de toekomst omarmen: een wereld waarin we gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen, rechtvaardigheid nastreven en ervoor zorgen dat tragedies zoals die van Halabja nooit meer plaatsvinden. Want alleen door te herinneren en te handelen kunnen we een betere, veiligere wereld creëren.