Koerdistan

Het Roboski bloedbad dertien jaar van rouw en strijd voor gerechtigheid

Op 28 december 2011 werden de Koerden geconfronteerd met een tragedie die diepe wonden achterliet. Het zogenaamde Roboski-bloedbad bracht de levens van 34 jonge Koerden uit het dorp Roboski in de provincie Şırnak, nabij de grens met Koerdistan, tot een abrupt en gewelddadig einde. Deze jonge mannen en jongens, in de leeftijd van 13 tot 18 jaar, werden gedood door luchtaanvallen van het Turkse leger. Ze waren geen “smokkelaars”, zoals vaak werd beweerd in de media, maar grenshandelaren die in armoede leefden en voedsel zoals suiker en meel vervoerden om hun gezinnen te ondersteunen. Voor hen was het niets meer dan een poging om te overleven in een regio die door de Turkse overheid was verwaarloosd en geterroriseerd.

De tragedie van de grenshandelaren

De jonge Koerden waren onderdeel van een lange traditie van grenshandel in het gebergte tussen zuid- en noord-Koerdistan, gebieden die door Turkije, Syrië, Irak en Iran zijn verdeeld. De lokale handel was altijd essentieel voor het dagelijks leven van de Koerden, die in een land leven waar de grenzen hen van elkaar scheiden. Wat de Turkse autoriteiten vaak als “smokkelen” beschouwen, is in werkelijkheid de manier waarop mensen in deze regio hun levensonderhoud verdienen. Ondanks de moeilijke economische omstandigheden en de voortdurende onderdrukking door de Turkse staat, voerden deze mannen geen illegale activiteiten uit zoals de handel in wapens of drugs. Ze verkochten enkel de dagelijkse benodigdheden.

In de jaren 80 en 90 had de Turkse overheid de regio al zwaar getroffen. Dorpen werden vernietigd, bossen verbrand en de lokale bevolking gedwongen te vluchten of zich te onderwerpen aan de militaire repressie. Veel boeren verloren hun land en konden hun vee niet meer onderhouden. De economische situatie was uitzichtloos, wat mensen dreef tot het risico van grenshandel, wat hen echter nooit in gevaarlijke of illegale activiteiten bracht.

>>Begrafenisstoet van de slachtoffers van het Roboski bloedbad, Jongeren tussen 13 en 18 Jaar

De luchtaanvallen en de gevolgen

Op 28 december 2011 reisden de 35 jonge mannen een alternatieve route die hen was aangegeven door het Turkse leger. De route was ongewoon, maar de jongens hadden geen andere keuze dan te vertrouwen op de aanwijzingen van het leger. Ze waren niet in een grote groep, maar reisden in kleinere, gescheiden groepjes van vier tot vijf personen. De Turkse luchtmacht, die hen doelbewust aanzag voor militanten van de PKK, viel hen aan met F-16’s. De aanval was snel en dodelijk, en vrijwel niemand overleefde.

De Turkse regering, onder leiding van premier Recep Tayyip Erdoğan, noemde de aanval aanvankelijk een “vergissing”. Maar zoals het gebeurde, kwam het naar voren dat de aanval niet het gevolg was van een vergissing, maar van een gerichte operatie, die volgens velen een “georganiseerde terroristische aanslag” was. De kinderen en jongeren werden vermoord door hun eigen regering, zonder dat er enige verantwoordelijkheid werd genomen voor hun dood.

De strijd voor gerechtigheid

Dertien jaar later blijft de pijn voor de moeders van Roboski onverminderd. Het verlies van hun kinderen is een wond die nooit echt genezen zal. Het gebrek aan gerechtigheid en erkenning is nog steeds een dagelijkse realiteit voor de nabestaanden. Hoewel de Turkse regering aanvankelijk beloofde een grondig onderzoek te doen, werd dit snel gesloten zonder dat iemand werd aangeklaagd. De zaak werd afgesloten in 2013, en militaire rechtbanken oordeelden dat er geen sprake was van nalatigheid door de betrokken officieren. Het onderzoek werd snel beëindigd, en de verantwoordelijken bleven onbestraft.

De families, die geen enkel officieel document ontvingen over de dood van hun geliefden, vochten voor gerechtigheid. Ze zochten hun toevlucht in het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, maar zelfs daar werden hun klachten afgewezen vanwege administratieve fouten. Hun strijd werd keer op keer afgewezen, wat hun gevoel van verlatenheid door zowel de Turkse staat als de internationale gemeenschap vergrootte.

In plaats van erkenning kregen de families repressie. Familieleden werden gearresteerd voor hun deelname aan protesten en herdenkingsdiensten. Sommigen werden veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens uitspraken op sociale media of deelname aan demonstraties tegen lokale autoriteiten. De repressie bleef zich opstapelen, en hun verdriet werd niet erkend, maar bestreden.

>>Rouwende Koerdische moeders op de begraafplaats tussen afscheid en onverwerkt verlies

De blijvende littekens

Voor de nabestaanden van de slachtoffers van het Roboski-bloedbad is de pijn van verlies dertien jaar later nog steeds vers. De herinneringen aan hun geliefden blijven bestaan, maar het is een herinnering die nooit getroost wordt door gerechtigheid. De Turkse regering beschouwt de Koerden in Turkije en Noord-Koerdistan niet als gelijke staatsburgers, en hun verlies wordt gereduceerd tot een misverstand dat met financiële compensatie moet worden verzacht. Maar voor de moeders van Roboski is geen enkel bedrag ooit genoeg om het verlies van hun kinderen te compenseren.

Het bloedbad van Roboski blijft een symbool van de structurele onderdrukking die de Koerden al decennialang ondervindt, en de zoektocht naar gerechtigheid blijft een gevecht tegen een onverschillige staat. Terwijl de roep om gerechtigheid door de Koerden steeds luider klinkt, blijft het verlangen naar erkenning en verantwoordelijkheid een onverminderd doel, ook dertien jaar na de tragedie.

Het Roboski-bloedbad is niet alleen een herinnering aan het verlies van 34 jonge levens, maar ook aan de voortdurende strijd voor vrijheid, rechtvaardigheid en menselijke waardigheid voor het Koerdische volk.