110 jaar na 1915: De Armeense en Koerdische volkeren delen een geschiedenis van genocide en verzet
Vandaag, op 24 april, herdenken we 110 jaar sinds het begin van de Armeense Genocide. Een tragedie die niet alleen het Armeense volk trof, maar die ook de voorbode was van een lange, gewelddadige geschiedenis van onderdrukking tegen andere inheemse volkeren, waaronder de Koerden. Wat begon met de systematische uitroeiing van Armeniërs, zette zich voort in de vervolging en marginalisering van de Koerdische bevolking. Beide volkeren zijn slachtoffer geworden van een nationalistische staat die werd gebouwd op uitsluiting, geweld en culturele zuivering.
Op 24 april 1915 werden in Istanbul honderden Armeense intellectuelen, kunstenaars en politici gearresteerd, gedeporteerd en vermoord. Dit moment markeert het begin van de eerste genocide van de 20ste eeuw. Wat volgde, was een gecoördineerde campagne van massamoord, deportatie en economische plundering. Meer dan anderhalf miljoen Armeniërs werden vermoord of verdreven uit hun voorouderlijke land.
Deze genocide was niet slechts een misdaad tegen één volk, maar een fundament waarop de moderne Turkse staat is gebouwd. Armeniërs werden onteigend, uitgemoord en hun bezittingen werden herverdeeld onder Turkse families en staatsfunctionarissen. De zogenaamde “Turkse economie” werd letterlijk opgebouwd op de gestolen rijkdom van de Armeniërs.
Maar de terreur stopte daar niet. Kort na de Armeense Genocide begon de onderdrukking van de Koerdische bevolking. Net als de Armeniërs hadden de Koerden eeuwenlang hun eigen identiteit, taal en cultuur behouden. Maar ook zij pasten niet in het idee van een etnisch homogene Turkse republiek. Wat volgde waren decennia van assimilatiepolitiek, bloedige opstanden, bombardementen op Koerdische dorpen en een verbod op Koerdische taal, muziek en onderwijs.
De massamoorden op Koerden in Dersim in 1937-1938, waarbij tienduizenden Koerdische burgers werden afgeslacht door het Turkse leger, dragen onmiskenbaar het stempel van genocide. Kinderen werden gescheiden van hun families, vrouwen verkracht, hele dorpen van de kaart geveegd. Net als de Armeniërs, werden de Koerden ontmenselijkt en systematisch tot vijand verklaard.
Het is van essentieel belang dat deze genocidale praktijken niet afzonderlijk worden bekeken. De onderdrukking van Armeniërs en Koerden is onderdeel van eenzelfde koloniale logica: de eliminatie van elke culturele, etnische en politieke diversiteit in Anatolië. Wat begon met het zwijgen over 1915, werd een eeuw van stilte, ontkenning en voortzetting van structureel geweld.
Toch blijft de strijd van beide volkeren voortdure, in de diaspora, in literatuur, in herinnering, in politieke mobilisatie. De erkenning van de Armeense Genocide en van de Koerdische onderdrukking is niet alleen een historische noodzaak, maar een morele plicht. Zolang deze misdaden niet worden erkend en hersteld, kan er geen sprake zijn van werkelijke democratie, noch van verzoening.
Vandaag herdenken wij niet alleen het verlies, maar ook het verzet. De hoop op rechtvaardigheid leeft voort in de stemmen van Koerdische en Armeense activisten, kunstenaars en denkers. Tegen de stroom van ontkenning in, bouwen zij aan een toekomst waarin herinnering niet langer wordt onderdrukt, maar erkend als fundament voor vrede.