Herdenking van de Chemische Aanval op Halabja: De Rol van Nederland in een Koerdisch Trauma
Vandaag, op de herdenkingsdag van de chemische aanval op Halabja, staan we stil bij een van de meest gruwelijke misdaden tegen de Koerdische bevolking. Op 16 maart 1988 werd de Koerdische stad Halabja getroffen door een gifgasaanval, uitgevoerd door het regime van Saddam Hoessein. Bij deze aanval, onderdeel van de beruchte Anfal-campagne, kwamen naar schatting 5.000 Koerden om het leven en raakten duizenden anderen gewond.
Deze aanval was geen geïsoleerd incident, maar het resultaat van een jarenlang beleid waarin Irak chemische wapens inzette tegen zowel de Iraanse vijand als tegen zijn eigen burgers. Wat veel mensen niet weten of liever niet willen erkennen, is dat deze gruweldaden niet mogelijk waren geweest zonder de hulp van sommige westerse landen, waaronder Nederland. Het is tijd om deze betrokkenheid onder ogen te zien en de historische verantwoordelijkheid niet langer te negeren.
De Nederlandse Betrokkenheid: Economische Belangen boven Mensenlevens
Nederland speelde een cruciale rol in de levering van chemische stoffen aan Irak, die later gebruikt werden voor de productie van gifgas. Meerdere Nederlandse bedrijven waren betrokken bij deze handel, waaronder Melchemie in Arnhem en KBS in Terneuzen. Deze bedrijven leverden chemicaliën zoals fosforoxychloride en thiodiglycol (TDG), essentiële grondstoffen voor de productie van mosterdgas en zenuwgassen. Ondanks waarschuwingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken en signalen van de Verenigde Naties over het gebruik van gifgas door Irak, konden Nederlandse bedrijven lange tijd doorgaan met deze handel.
De Nederlandse regering, en in het bijzonder het ministerie van Economische Zaken onder leiding van staatssecretaris Frederik Bolkestein (VVD), nam nauwelijks actie om deze exporten te stoppen. Sterker nog, er werd actief verzet geboden tegen strenge exportbeperkingen, waardoor de leveringen grotendeels ongestoord doorgingen. Zelfs nadat de Verenigde Staten in 1984 Nederland erop wezen dat chemische stoffen vanuit Nederland naar Irak werden geëxporteerd, bleven er gaten in de wetgeving waardoor de export van bepaalde stoffen door kon gaan. De economische belangen van Nederland wogen zwaarder dan ethische en morele overwegingen.
Frans van Anraat: De Nederlandse Leverancier van Gifgas en AIVD-informant in Bagdad
Een van de meest beruchte Nederlandse betrokkenen bij het Iraakse gifgasprogramma was Frans van Anraat, een zakenman die jarenlang als hofleverancier fungeerde voor Saddam Hoesseins chemische wapenindustrie. Van Anraat kocht grote hoeveelheden chemische grondstoffen in westerse landen en verscheepte deze naar Irak. Zelfs nadat exportbeperkingen waren ingesteld, vond hij manieren om de leveranties voort te zetten. Zijn activiteiten waren al vroeg bekend bij de Nederlandse en Amerikaanse autoriteiten, maar er werd jarenlang geen actie tegen hem ondernomen.
Van Anraat werd in 1989 in Milaan gearresteerd op verzoek van de Amerikaanse autoriteiten, maar wist te ontsnappen naar Bagdad, waar hij onder bescherming van het Iraakse regime doorleefde. Pas na de val van Saddam in 2003 keerde hij terug naar Nederland, waar hij aanvankelijk niet werd gearresteerd. Hij verbleef zelfs enige tijd in een safe house van de AIVD, de Nederlandse inlichtingendienst. Pas nadat hij zichzelf in interviews had geïncrimineerd, werd hij alsnog vervolgd en veroordeeld. In 2005 kreeg hij een gevangenisstraf van 15 jaar, later verhoogd naar 17 jaar wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden.
Het Gevolg voor de Koerdische Bevolking
De aanval op Halabja was een van de vele gruweldaden die de Koerdische bevolking heeft moeten doorstaan. De Anfal-campagne, waarbij tienduizenden Koerden werden vermoord en honderdduizenden verdreven, blijft een open wond in de geschiedenis van Koerdistan. Tot op de dag van vandaag leven overlevenden met de fysieke en mentale gevolgen van de gifgasaanval. Kinderen die in 1988 werden blootgesteld aan chemische wapens, lijden nu aan chronische ziekten, kanker en genetische afwijkingen. Families die dierbaren verloren, wachten nog steeds op gerechtigheid.
Nederland heeft nooit een grootschalig onafhankelijk onderzoek ingesteld naar zijn rol in het faciliteren van het Iraakse chemische wapenprogramma. De overheid heeft jarenlang geprobeerd de verantwoordelijkheid af te schuiven, en bedrijven zoals Melchemie en KBS zijn grotendeels onbestraft gebleven. Kamervragen in 2005 over de vervolgbaarheid van KBS leidden tot niets; minister van Justitie Piet Hein Donner wees verdere juridische stappen af. Het gebrek aan gerechtigheid toont aan hoe economische belangen decennialang zwaarder wogen dan de slachtoffers van deze misdaden.
Nooit Vergeten, Nooit Vergeven
Vandaag herdenken we de slachtoffers van Halabja, maar we mogen niet stoppen bij herdenken alleen. De rol van Nederland in deze tragedie moet erkend worden, en er moet een diepgaand onderzoek komen naar de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven. Zolang er geen gerechtigheid is voor de slachtoffers, blijft Nederland medeplichtig aan de misdaden van het verleden.
De tragedie van Halabja mag nooit vergeten worden. Het is onze plicht om de herinnering aan deze slachtoffers levend te houden en te blijven strijden voor een wereld waarin dergelijke gruweldaden nooit meer mogelijk zijn.
Hoofdredacteur Koerdistan Vandaag